Onze overbuurjongen gaat verhuizen. Hij verlaat het ouderlijk nest en moet op eigen benen staan. In zijn nieuwe keuken komt uiteraard een vaatwasser. Iets wat zijn ouders maar onzin vinden, vertelde hij. “Afwassen, dat kan toch gewoon met de hand”, hadden ze gezegd. “Is nog gezellig ook.”
Het deed me denken aan mijn eigen ouders. Die wassen ook nog iedere avond braaf met de hand af. Gezelligheid is daarvoor een belangrijke motivatie. Zelf kan ik me daar weinig bij voorstellen, maar dat komt vooral doordat mijn zusje en ik vroeger altijd slaande ruzie hadden over de afwas. Wie mocht wassen en wie moest drogen. Altijd drama.
Toen ik op mezelf ging wonen, was een vaatwasser dan ook direct mijn eerste aanschaf. Geen servies, geen televisie, geen bed, dat was allemaal van ondergeschikt belang aan de vaatwasser. Toch ben ik er inmiddels achter dat het ding ook nadelen heeft. Dat er altijd een beetje water blijft staan in de onderkant van kopjes bijvoorbeeld.
Of van die mooie dunne glazen die stuk gaan. Wijnglazen die net niet rechtop kunnen staan. Twee diepe borden die weliswaar naast elkaar kunnen staan in het rekje, maar waarvan er altijd maar eentje echt schoon wordt. Of die enorme teleurstelling als je er ‘s ochtends achter komt dat je hem de vorige avond vergeten hebt om aan te zetten.
Allemaal dingen die niet gebeuren als je ‘s avonds gezellig samen gaat afwassen. Ondertussen even de dag doornemen. Ik snap mijn overburen wel. En mijn ouders. Of ik word gewoon een ouwe lul. Dat sluit ik ook niet uit.