Ik heb het virus. Het is niet anders. Opgelopen tijdens Ajax tegen Cambuur Leeuwarden in de Amsterdam Arena. Het kon ook niet anders. Zoveel mensen, zoveel sfeer, zoveel doelpunten. Dan krijg je het Ajax-virus vanzelf te pakken.
Eigenlijk zijn wij helemaal geen grote voetbalfans. Mijn zoon en ik. Tuurlijk, ik kijk wel eens een wedstrijdje op tv, maar vaak vind ik negentig minuten veel te lang duren. Mijn zoon van vijftien ook. Waar zijn vrienden vroeger al snel onder Ajax-dekbedden sliepen en in roodwitte shirts naar school gingen, snapte hij niet zo goed waar die fascinatie voor dat spelletje toch vandaan kwam.
Toch zeiden we geen nee toen we twee tickets Ajax-Cambuur aangeboden kregen. Het waren namelijk niet zomaar kaartjes. Het waren skybox-kaartjes. Inclusief vip-parkeerplaats op het Arena-dek. Eten, drankjes, bitterballen, alles erop en eraan. ‘Al wordt het een ballenwedstrijd, je kunt in ieder geval je vrienden jaloers maken’, zei ik tegen mijn zoon. We parkeerden onze Kia tussen een Ferrari en een Aston Martin en liepen zo de skybox in.
De wedstrijd werd een ware beleving. Cambuur Leeuwarden is natuurlijk net geen Barcelona, maar de negen doelpunten maakten alles goed. Net als de fanatieke F-Side waar een paar honderd Ajacieden dik negentig minuten lang zongen, dansten, trommelden en met vlaggen zwaaiden. Mijn zoon keek zijn ogen uit. En heel eerlijk, ik ook. Mijn beeld van voetbalsupporters was namelijk niet altijd even positief.
Maar ik moet dat nu bijstellen. Eerlijk is eerlijk. Wat een sublieme sfeermakers aan de zuidzijde van het stadion. En ze kunnen nog goed zingen ook. “Neres, lalalalalala, lalalalalala, Neres, Neres.” Morgen laat ik het Ajax-logo op mijn borst tatoeëren, ik neem nog wat zanglessen en dan ga ik er de volgende keer mooi tussen zitten met mijn wit-rood-witte bloed.