Het zal zo’n vier of vijf maanden geleden zijn. Een half jaar misschien. We aten een hamburger en we werden ziek. Mijn vrouw en ik. Het kwam er van onder en boven tegelijkertijd uit. En als je de dag zo begint, weet je dat het een lange dag gaat worden. Hadden we maar nooit die hamburgers gegeten, dachten we allebei.
Het zijn van die gedachten die me terugvoerden naar mijn jeugdige jaren. Je kent het wel. Je gaat uit met vrienden, drinkt een glaasje te veel, wordt de volgende dag pas rond het middaguur wakker en denkt: ik drink nooit meer. Het verschil hierbij is dat ik de week erna weer vrolijk met een biertje op de dansvloer stond. Die hamburger daarentegen, heeft sindsdien nooit meer op het menu gestaan.
Cibofobie, zo heet de angst voor voedsel. Je durft dan niet meer te eten en bent bang om ziek te worden. Je hebt ook nog Carnofobie, de angst voor vlees. Maar veel specifieker dan dat wordt het niet. Gelukkig herken ik me daar niet in. Wel zo prettig met het barbecueseizoen in aantocht. Maar die hamburgers, die laat ik toch nog steeds liggen. Daarom heb ik waarschijnlijk Hamburgerfobie. Als dat niet bestaat, dan bestaat het bij deze.
Dat we zo ziek werden van die hamburger, is waarschijnlijk mijn eigen schuld. Ik nam het niet zo nauw met de spelregels rondom koel bewaren en invriezen. Een pak hamburgers kopen in de supermarkt, een paar dagen in de koelkast bewaren, alsnog invriezen, later weer ontdooien om er eentje op te eten en het aangebroken pakje opnieuw invriezen. Dat kan natuurlijk niet. Weet ik nu.
Ik heb er dus een boel van geleerd. Wat ik in de supermarkt koop en niet vandaag opeet, vries ik meteen in. Met een merkstift zet ik er zelfs de datum van invriezen op. Rob Geus zou er zeker vrolijk van worden. Behalve dat ene pakje hamburgers dat er nog ligt uit het pre-fobie tijdperk. Misschien lopen ze ooit vanzelf weg.