“Weet je, laat maar, ik heb thuis nog een reservesleutel”, zei ik tegen de jongens. En ik bedankte ze vriendelijk. We hadden net daarvoor vijf minuten staan zoeken tussen de fietsen. Voor Jan Doedel natuurlijk, maar dat wisten die jongens toen niet. Ze bedoelden het goed. En ik deed alleen maar research voor mijn column.
Want toen ik afgelopen zaterdag de fietsenrij bij de supermarkt eens goed bekeek, zag ik iets geks. Er was namelijk geen enkele fiets die in het fietsenrek stond. Niet eentje. En de rekken stonden er toch echt. Van die metalen dingen met afwisselend een hoog en een laag rek. De bedoeling is natuurlijk om daar het voorwiel van je fiets in te klemmen. Maar niemand die het doet. Iedereen zet zijn fiets er gewoon voor.
Het viel me ook toen pas op dat ik de fietsenrekken zelf ook niet gebruik. Waarom niet? Ik weet het niet. Misschien omdat de fiets naast mij ook niet in het rek staat. En de fiets daarnaast ook niet. En dan voelt het onbewust toch een beetje gek als ik het wel doe. Als braafste jongetje van de klas. Dan geef je al die andere mensen eigenlijk een dikke middelvinger. En zoiets doe je gewoon niet. Da’s niet netjes.
Een beetje raar voelde het wel om afgelopen zaterdag de hele fietsenrij langs te lopen. Een supermarktmedewerker zag me kijken en zei: “Bent u iets kwijt meneer?” Toen kon ik natuurlijk niet zeggen: “Nee hoor, ik schrijf een column over fietsenrekken en ik check even of er misschien toch ergens een fiets met zijn voorwiel in het rek staat.” Dat zou gek zijn. Dus loog ik dat ik mijn fietssleutel kwijt was.
En zo gebeurde het dus dat ik met twee zaterdaghulpjes van de supermarkt langs de fietsenrekken speurde op zoek naar een fietssleutel die gewoon in mijn broekzak zat. Jongens, als jullie dit lezen: het spijt me voor jullie verloren tijd. Maar die fietsenrekken, die kunnen gewoon weg hoor. Worden verder niet gebruikt.