Er was een tijd dat ik liever naar de tandarts ging dan naar de kapper. Al die flauwe kletspraatjes en dat gepluk aan je hoofd. Maar die tijd is niet meer. Ik heb een leuke kapster gevonden. En veel erger nog, ik ben een leuke tandarts kwijtgeraakt.
Waar mensen om mij heen altijd huizenhoog tegen een tandartsbezoek opzagen, fietste ik met een lach op mijn gezicht naar het Drostenkamp in Raalte. Naar tandarts Melman. Ik moest wel op tijd vertrekken, want laatkomers, daar hield Melman niet van. Het is jaren geleden, maar ik herinner me zijn praktijk nog exact. Net als de poster in de wachtkamer: snoep verstandig, eet een appel.
Meestal kon ik nog niet eens de achterkant van een Donald Duckje lezen of meneer riep me al naar zijn behandelkamer. Geen assistente, maar gewoon de tandarts zelf. Melman vroeg altijd direct hoe het met me ging en of ik gezond was. Corona bestond nog niet, dus het was pure belangstelling. Daarna kon ik gaan liggen en alle complimenten in ontvangst nemen.
‘Keurig gepoetst beste kerel’, die zin viel altijd een paar keer. Net als ‘keurig bijgehouden beste kerel’ en ‘het ziet er netjes uit beste kerel’. Terwijl ik ontspannen op mijn rug lag en naar de Esscher-poster op het plafond keek, genoot ik van alle mooie woorden van mijn tandarts. Hij was trots op mij. Ik had het goed gedaan. Daarna mocht ik een speelgoedje uit de la uitzoeken. Totdat ik te oud was. Balen.
Inmiddels zijn tandarts Melman en ik elkaar uit oog verloren. Ik ging verhuizen en volgens mij is de aardigste tandarts van Nederland al een tijdje met pensioen. Het is hem van harte gegund, de beste kerel. En ik mis hem. Zeker nu ik weet hoe het ook kan. Maar dat horrorverhaal leest u volgende week.