Toen ik na veel coronaweken, geboorteverlof en vakantie eindelijk weer eens naar het werk ging, mochten mijn mooie poloshirts ook weer uit de kast komen. Ook die hadden wekenlang vakantie gehad. En dat was te merken. Ze roken namelijk alsof ze drie jaar op zolder in een verkleedkist hadden gezeten.
Mijn overhemden trouwens ook. En T-shirts die ik al lang niet gedragen had. Spijkerbroeken. Ze hadden de mufferitus allemaal aan elkaar doorgegeven. Anderhalve meter afstand was voor mijn kleding in de kast onmogelijk. Er zat maar een ding op: wassen die handel. Ondertussen begon mijn vrouw in haar kast te snuffelen en even later was de gekte compleet.
Nog diezelfde dag lagen al onze kleren op een grote hoop. De zin ‘mijn kleding is muf’ op Google maakte veel duidelijk. We moeten onze kasten vaker uitsoppen, kleding pas opvouwen als het 110% droog is en vooral veel afwisselen. Dat laatste is een dingetje. Als je veel hebt, komen sommige kledingstukken gewoon nooit aan de beurt.
Zo bleek ik 28 T-shirts met print te hebben. Waanzin. De tien mooiste mochten blijven en achttien stuks gingen in een vuilniszak. Vijftien truien? Waarom? Ik draag nooit truien. Hup, tien stuks weg. En zo ging het hard. Ik had ook nog een pak hangen. Gekocht toen ik een baan kreeg bij een accountantskantoor. Dat was in 2003. Toen ik het aantrok, kwam mijn vrouw niet meer bij van het lachen.
We hebben zes vuilniszakken mudjevol in de kledingcontainer gegooid. Ik las dat het terechtkomt in Oostbloklanden, Azië of Afrika. Het is ze van harte gegund. Ik heb wel een briefje bij in de zakken gedaan: excuus voor de muffe verkleedkistgeur.
Duidelijk ook hier de 80 – 20 regel aan de orde.
T-shirts met print, altijd +1! Lol