‘Saamhorigheid, dat was toen zo belangrijk’

Herinneringen aan de bevrijding van Anna van der Kolk-Valk uit Heino

HEINO – “Ik vind het mooi dat er nu, 75 jaar na de bevrijding in 1945, zoveel aandacht voor is. Ik denk dat het de laatste keer is. Het mag ook wel eens ophouden. Een volgende keer zijn wij, de generatie die het nog meegemaakt heeft, er niet meer en zijn het dus allemaal verhalen over vroeger. Dat heeft toch minder impact dan als je het zelf hebt meegemaakt. Of we in deze tijd iets van die oorlog kunnen leren? Ja, saamhorigheid, dat was toen zo belangrijk.”

Anna van der Kolk-Valk, 91 jaar, tegenwoordig wonend in Heino, werd geboren op ‘Erve EIsinck’ aan de Hubertsallee bij Laag Zuthem (waar nog steeds een familie Valk woont) in een groot boerengezin met dertien kinderen. “Mijn vader had twintig koeien en twee ‘peerden’, dus voor die tijd best een flink bedrijf. Toen in mei 1940 de oorlog uitbrak, werd een bruggetje over de Nieuwe Wetering opgeblazen door de terugtrekkende Nederlandse militairen. Toen wisten we: nu is het echt oorlog. Wat dat precies inhield, dat wisten we niet, dat kwam pas later. Mijn oudste broer Gait zat als Nederlands militair in de meidagen ergens bij de Moerdijk, waar flink gevochten werd. Hij kwam later veilig thuis, maar vertelde niks over wat hij meegemaakt had. Ik was jong en heb pas later begrepen hoe groot de spanning voor mijn ouders moet zijn geweest. Als die boodschappen in Heino gingen doen was het natuurlijk meteen van: ‘Heb je al bericht gehad van Gait?’”
“In die eerste oorlogsjaren voelden we ons best wel veilig. Je zat op een boerderij buitenaf in Laag Zuthem. Er kwam een avondklok, maar die probeerden we te omzeilen als we naar een broer vlakbij gingen. Even luisteren op de weg of er geen Duitsers aankwamen en dan snel de weg over en via het bos erheen. Onderduikers kregen we ook. Bij zo’n groot gezin kon er altijd wel eentje bij, zo ging dat toen. Natuurlijk was dat riskant, zeker als het Joodse onderduikers waren. Die onderduikers moesten ook meehelpen op het land, knollen trekken en zo. Meestal wisten ze niet wat boerenwerk was.”

Hongerwinter

“In de Hongerwinter van 1944-45 kwamen die trekkers uit het Westen hier op zoek naar voedsel. Ze kregen melk en rogge en sliepen in het hooi. Als kind vond ik dat eigenlijk best wel leuk en gezellig. Later werden er vier Duitsers bij ons ingekwartierd. Mijn vader had van te voren onze fietsen in het houthok verstopt. Die Duitsers hadden echter hout nodig en toen zagen ze die fietsen. Die werden dus ingepikt.”

“Het waren gelukkig geen fanatieke Duitsers. Dan zeiden ze: ‘Nu voor ons eieren bakken en straks voor de Tommies’. Zij wisten meer over hoe het met de oorlog ging dan wij. Natuurlijk waren we best bang dat ze op het allerlaatst de boerderij in de brand zouden steken, als wraak of zo, die verhalen had je al gehoord. Mijn ouders hadden zo’n brand ver voor de oorlog in de familie al eens meegemaakt, toen bleef er niks over. Mijn vader had daarom twee kruiwagens met kleren en dekens klaar staan om die snel weg te kunnen rijden. Op de hilde had hij een broodmes gehangen om de koeien los te kunnen snijden.”

Jurk

“Op 12 april was Heino bevrijd, maar dat wisten wij niet. We hadden die nacht allemaal op de delle geslapen om snel weg te kunnen vluchten. Een schuilkelder hadden we niet. Overal zag je toen lichtkogels, al wist je niet wat dat betekende, maar verder viel het bij onze boerderij mee. De Krieg is verloren, hadden de Duitsers nog gezegd voordat ze opeens verdwenen waren. Met onze fietsen, dat bekende verhaal. Gelukkig hebben we ze later vlakbij terug gevonden in het bos, daar kon je niet fietsen.”

“We bleven veilig binnen tot iemand buiten begon te roepen: ‘We zijn bevrijd!’ Mijn broer ging rondkijken en zag nog een dode Duitser bij de Gunne liggen. ‘Doet me niks, zo’n dooie mof’, zei hij. Daarna was het feest, al was dat in Heino pas toen al die gijzelaars veilig terug kwamen. Daar zaten veel bekenden bij uit het dorp.”

“Ik kan me die grote bevrijdingsfeesten nog heel goed herinneren. Ik kreeg ook lappen stof voor een nieuwe jurk, jammer dat ik die niet bewaard heb. Canadezen heb ik amper gezien. Ik weet alleen nog dat er een paar dagen later opeens Canadezen met allerlei voertuigen in een weiland bij onze boerderij stonden. Ik had toen zelf wat kippen en heb de eieren geruild. Die Canadese zeep was zo lekker! Heb ik jammer genoeg ook niet bewaard. Je vergeet die bevrijding nooit, al moest er snel weer gewoon op het land gewerkt worden. Soms sprak je er wel eens over op verjaardagen en zo, maar niet zo veel.”

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.