Je hebt sloddervossen en je hebt opruimers. Ik hoor bij de laatste. En binnen de opruimers hebben je gewone opruimers en gestoorde maniakken. Ook hier hoor ik helaas bij de laatste. Ik vouwde namelijk al mijn sokken en onderbroeken op via de Marie Kondo-methode. Terwijl ik eigenlijk heel druk was.
Het kwam allemaal door het tijdschrift Linda waarin iemand schreef over de Japanse opruimgoeroe. Ik googelde haar en kwam bij filmpjes waarop ze heel netjes kleren opvouwt. Het gedeelte waarin ze zegt dat je je kleren met liefde moet behandelen sloeg ik over (er zijn grenzen), maar het vouwen vond ik interessant. Marie vouwt kleren op zodat ze rechtop kunnen staan. Naast elkaar in plaats van op elkaar.
Daar ging ik, naar boven. Kleren uit de kast en vouwen. Toen mijn vrouw thuiskwam en mij op de grond zag zitten tussen al mijn kleren, vroeg ze wat ik in godsnaam aan het doen was. Ik was vreselijk druk op mijn werk, moest het huis nog schilderen, het gazon verticuteren, maar ‘meneer kiest ervoor om zijn toch al overdreven nette klerenkast uit te pakken en zijn kleren in gekke stapeltjes terug te leggen’. En ik moest ook niet denken dat zij mijn kledingstukken voortaan zo opvouwde.
Ik keek naar de kast, naar de kleding om me heen en wist meteen dat ze gelijk had. Ik ben een idioot. Druk op het werk, een klussenlijst van hier tot Tokio, maar toch doodleuk op de grond zitten om kleren op te vouwen zoals een Japanse vrouw het graag wil. Ik keek naar mijn boxershorts die heel overdreven strak in de lade stonden. Allemaal achter elkaar. Op kleur. Dit heeft niets meer te maken met opruimen. Hier hebben ze pilletjes voor op doktersrecept.
Ik vouwde heel snel de kleren op die nog op de grond om me heen lagen. Op een manier zoals normale mensen dat doen. Ik kon moest namelijk het gazon nog verticuteren. Maar niet voordat ik nog snel even twee overhemden van plek wisselde. Die hingen namelijk niet op kleur in mijn afgesloten kledingkast.