In Deventer worden op dit moment in verschillende kerken meerdere Iraanse vluchtelingen bijgestaan, die christen zijn geworden en niet meer terug kunnen naar eigen land, omdat ze daar bedreigd worden met de dood.
Hun verhalen deden me denken aan de ontmoeting die ik een paar jaar geleden had met een Iraakse vluchteling. Heel makkelijk vormen wij ons een oordeel over die ander, die gevlucht is. Ook ik doe dat. Bij mijzelf doemt al snel een beeld op, dat iemand het in eigen land vast niet breed had. Het feit dat je elkaars taal niet spreekt, draagt evenmin bij aan een positief oordeel. Al makkelijk lijkt het alsof die ander minder intelligent is.
Bij de Iraakse vluchteling, die ik mocht ontmoeten, bleek het volledig anders te liggen. Dat ontdekte ik toen ik oprecht luisterde naar zijn verhaal. Hij had gewoon een baan, een huis en familie in zijn land, zoals ook wij dat hebben. Sterker: hij had een heel goede baan, een zeer verantwoordelijke baan op een olieplatform. Hij had een goed inkomen. Als ik denk aan mensen uit Nederland met een dergelijke baan, dan zie ik inderdaad een goed onderlegd iemand, met een fijn huis, een mooie auto en een liefhebbende familie om zich heen. Voor veel mensen heel gewoon.
Deze vluchteling liet me foto’s zien van het olieplatform, van een aantal attributen waarmee hij had moeten werken en de groep mensen waar hij de verantwoordelijkheid over had. Nadat hij was gevlucht naar Europa was daar een ongeluk gebeurd en waren al die mensen omgekomen. Het was hartverscheurend toen hij dat vertelde. Het was allemaal in één klap weggevaagd.
We gingen verder. Hij probeerde me iets van zijn taal te leren. Ik heb hier thuis het briefje nog waarop mijn eigen naam geschreven staat in de lettertekens die voor hem gewoon zijn. Het was een hele puzzel en veel oefenen om dat zo te schrijven. Ik realiseerde me: zo voelt hij zich nu hier bij ons in Nederland. Hij moet helemaal onderaan beginnen, als een kind op de basisschool. Terwijl hij zo’n verantwoordelijke, goed betaalde functie had in zijn eigen land.
Hoe zou het mij vergaan als ik huis en haard moest verlaten? In een ver en vreemd land de taal moest proberen eigen te maken en mezelf moest proberen te settelen in een geheel nieuw, ander leven? Het roept alleen maar bewondering bij me op, dat deze man deze stap had gezet. Maar aan mijn bewondering heeft hij niet zoveel. Het enige wat hij wil is een volwaardig eigen leven, waarin hij gewoon voor zichzelf kan zorgen zonder afhankelijk te zijn van anderen of van instanties, die van alles voor je bepalen.
Tja, wie wil dat nou niet?!
Lonneke Gunnink–van den Berg
Pastoraal werker parochies H. Kruis en H. Lebuinus