De Sallandse Bottermarkt staat nu op de Nederlandse ‘inventarislijst van immaterieel erfgoed’. ‘Daarmee krijgt de braderie van oude ambachten een plek in de nationale culturele schatkamer’, schreef de Stentor enthousiast.
Goed voor uitstraling en continuïteit, zo verwacht de organisatie van de Bottermarkt. Wijlen Willem Albers deed in 1967 het idee op bij de botermarkt in Schagen onder het motto ‘Beter goed gejat dan slecht bedacht’. Willem had nooit kunnen bedenken dat zijn idee tot op de dag van vandaag bestaat, zij het met aanpassingen. Zo is bij het boterkarnen de vroegere houten ton taboe wegens het gevaar van schimmelvorming. Dat is nu een roestvrijstalen ton. Dat onze voorouders dat eeuwenlang overleefd hebben, je gelooft het niet.
Wie de moeite neemt om die ‘nationale culturele schatkamer’ te bekijken ziet een enorme rommelzolder. Logisch dat het Oeteldonkse carnaval en de Opregte Dalfser Mop er bij staan, maar wat dacht u van achtereenvolgens de broodje kaas-, piraten-, thuisbeval- en gabbercultuur? Of van de kerstpot van het Leger des Heils en het ‘Jaarrond Lelietjes-van-dalen-kweken’? Vaak wordt er gedacht aan de bedenker, de Unesco (de VN-organisatie voor o.a. cultuur), maar die heeft maar een Nederlands onderwerp op de wereldlijst staan; het vak van molenaar. Bij de Belgen is dat de biercultuur, verschil moet er zijn.
Ik heb zelf altijd gemengde gevoelens bij de Bottermarkt. Zeker, het is en blijft een grote publiekstrekker, zeker in het verleden. De Bottermarkt was in nieuwsarme zomerse komkommertijden altijd goed voor een stuk in de toenmalige twee regionale dagbladen OD en SD met toen nog dagelijks pagina’s vol met Sallandse onderwerpen. Daarvoor, mede namens mijn toenmalige collega’s, alsnog mijn grote dank.
Toch hoorde ik diep van binnen ook hoe een Randstedelijke toerist weer thuis verslag uitbrengt. ‘Ik was bij de Bottermarkt in Raalte, dat ligt in Twente of zo, een ontzettend eind weg, en daar maken ze zelf de klompen waar ze op lopen. En je kunt er iets geks eten, kroetmoes of zo. Maar wel heel vriendelijke mensen, al praten ze er raar.” Natuurlijk is dat onzin. Ik weet dat niet alle inwoners van Alkmaar de hele dag met grote kazen sjouwen, maar dat stemmetje is hardnekkig. Toch probeer ik elke zomer een keer te gaan, al vond ik de streekmarkt afgelopen jaren eigenlijk leuker. Helaas is die streekmarkt geruisloos verdwenen, is organisator Peter Walter schijnbaar het zwijgen opgelegd (op zich een knappe prestatie) en vervangen door de zoveelste snuffel/rommelmarkt.
Om toch vrolijk te eindigen een grap van wijlen Peter Brinkhuis, de vroegere legendarische ‘sprekkert’ van de Bottermarkt. ‘Vrogger kon je met een onderbokse van de vrouwleu een hele fiets poetsen. De slips van tegenwoordig zijn net genoeg om een fietsbel te laten glimmen.’