Hemelvaartsdag. Een dag die een christelijke feestdag wordt genoemd, maar waar we eigenlijk niet veel mee kunnen. Want wat bedoelen we met de hemel? Het woord kan verwijzen naar het uitspansel, de lucht boven ons, die al naar de weersomstandigheden blauw of grauw kan zijn.
We zien er de hemellichamen en we weten dat de ruimte waarin die zich bevinden, zich eindeloos uitstrekt. Ook kan er met ‘hemel’ het hiernamaals bedoeld worden en is dan tegengesteld aan de hel. In de tijd dat men nog niet op de hoogte was van de vorm van de aarde dacht men dat zich onder de platte aarde de onderwereld, de hel bevond. Het zou een plaats zijn van duisternis en ellende, waar de duivel regeerde en waar de doden die slecht hadden geleefd, naartoe verbannen zouden worden. Boven de aarde, ergens achter de sterren zou de hemel zijn, de verblijfplaats van God, een oord van gelukzaligheid waar de overledenen die goed geleefd hadden, terecht zouden komen, met straten van goud en parelmoeren poorten.
Talloze afbeeldingen uit de middeleeuwen laten deze twee plaatsen zien. Er zijn nu niet veel mensen meer die verwachten dat het hiernamaals er zo uit zal zien. De derde betekenis van het woord ‘hemel’ kan zijn: een staat van gelukzaligheid. En dan niet ergens ver weg in de lucht, maar meer een gemoedstoestand of een leefsfeer. Bent u weleens in de zevende hemel geweest of hebt u genoten van een hemels gerecht of hemelse muziek?
In alle betekenissen associëren we het woord hemel toch vooral met het goddelijke. En dan niet als verblijfplaats van God, maar als de zijnswijze en het karakter van God. Hemel in de betekenis van verhevenheid, verborgenheid en goedheid.
Voor het waarnemen van de hemel is een bepaalde geestesgesteldheid nodig, een bepaalde manier van zijn. De hemel is overal, waar we ook gaan. Zelfs als we denken dat we ons in de hel bevinden, kan de hemel nog zichtbaar zijn. Een joodse vrouw, Etty Hillesum, schreef tijdens de oorlog een dagboek en dat is bewaard gebleven. De Israëlische uitgave ervan heeft als titel: De hemel in mijzelf. Zij kon te midden van de ergste verschrikkingen schrijven:
Ach, we hebben het toch immers alles in ons, God en hemel en hel en aarde en leven en dood en eeuwen, vele eeuwen.
Behalve de hemel bevindt ook de hel zich in onszelf. En de hel bevindt zich op aarde, zoals we om ons heen kunnen waarnemen. En met ieder beetje haat dat we aan deze hel toevoegen, wordt de aarde onherbergzamer. Door de voorraad liefde op deze aarde te helpen vergroten, kunnen we de hemel dichterbij brengen. Door de hemel binnen in ons ook buiten ons uit te spannen, kan onze aarde een hemels oord worden waar we God kunnen ontmoeten.
Irene Ziegelaar – Wesepe