Ze verwachten een volle zaal, de mensen van de organisatie. Ik verwacht een volle broek, van angst. Ik ben namelijk niet gewend om grote groepen mensen toe te spreken. Misschien doe ik gewoon voor de zekerheid een luier om. Niemand die het ziet. En uiteraard een jasje om mijn natte oksels te verbergen.
Die verlegenheid is al vroeg begonnen. Waar alle buurkinderen vroeger de hele buurt door renden, bleef ik braaf achter het tuinhekje staan. Op de basisschool was het niet veel beter. Bloednerveus als ik moest vertellen wat ik in het weekend gedaan had. En als ik jarig was, moest ik bij de meester op de nek de klas door. Een tomaat was er niets bij.
Toen ik wat ouder werd, ging het wel beter. Als je communicatie gaat studeren, weet je namelijk van tevoren dat dat gepaard gaat met de nodige presentaties. Het ging me steeds beter af. Ook op mijn werk heb ik inmiddels verschillende keren een groep toegesproken. Vol bravoure zal ik mijn verhalen waarschijnlijk nooit vertellen, maar het tuinhekje durf ik inmiddels te openen.
Maar dan het grote taalevenement. Er kunnen zomaar honderd mensen komen. Of meer. En die hebben er nog voor betaald ook. Dan verwacht je wat. Een spreker die zelfverzekerd zijn kennis overbrengt. En waar je bij voorkeur ook nog om kunt lachen. Misschien begin ik toch maar met het complete luizenmoederliedje. Om het ijs te breken. Ik ben Rick en wie ben jij?