In het verpleeghuis waar ik werk is een echte kapel, centraal in het huis. De hele dag staat de deur open en kan iedereen binnenlopen. Als je de gang door loopt kijk je zo recht de kapel in en zie je de kaarsenstandaard. Altijd branden er kaarsjes. Regelmatig zie ik er bewoners, met of zonder familie en soms ook collega’s staan om een kaarsje op te steken. En ook dat zijn lang niet altijd mensen die gewend zijn naar de kerk te gaan. Geweldig vind ik dat. Dat zo’n plek toch een uitnodigende plaats kan zijn voor iedereen om even binnen te lopen en een kaarsje op te steken. Het staat ook bij de ingang, nadrukkelijk, iedereen is hier welkom om een kaarsje op te steken.
De een zal er bij bidden, tot Maria misschien wel, want zij staat er naast. De ander zal alleen stil zijn, in gedachten verzonken. Maar vrijwel iedereen steekt zo’n kaarsje op met een bepaalde intentie. Vaak voor een ander. Voor een ziek familielid, voor iemand die het moeilijk heeft, een slecht bericht heeft gehad, of voor een dierbare die gestorven is. Voor het welslagen van een operatie, een examen, voor een goed uitslag. Enfin, er zijn talloze redenen te bedenken. Het is bijzonder dat het opsteken van een kaarsje eigenlijk iedereen wel aanspreekt. Kerkelijk of niet-kerkelijk, gelovig of niet. Je kunt zelfs, als je dat wilt digitaal een kaarsje opsteken.
Het is een prachtig gebaar. Bij het opsteken van een kaarsje sta je even echt stil bij een ander, ben je met je gedachten, je aandacht even helemaal bij die ander, of bij wat er speelt in je eigen leven. Heel je aandacht gaat daar naar uit. Met dat kaarsje geef je uiting aan je verlangen, je bede, je hoop. Een klein vlammetje maar, maar het is licht in duisternis, een teken van hoop en vertrouwen. Ook voor wie niet gelooft. Dat het steeds weer kracht mag geven.
Moni Klein Gunnewiek
Geestelijk verzorger Angeli Custodes
Meer foto's
