Soms begint een dag verrassend. Tijdens mijn vaste ochtendronde over het erf stuitte ik in het kippenhok op een indringer: een lid van de ongediertefamilie of, zoals dat tegenwoordig iets minder stigmatiserend heet, een plaagdier. Het ratje, want dat was het, had zich ‘s nachts in de val laten lokken. In de stalen kooi klemde het zijn klauwtjes rond de dunne spijlen. Als ik naderde, begon het te krijsen.
Was ik een geboren boer geweest dan wist ik wat me te doen stond. Als import plattelander keek ik echter besluiteloos naar de val. Want ik had die dan wel gezet, een week of drie geleden, ik had nooit nagedacht over de vervolgprocedure.
Omdat ik niet gebeten wilde worden, hengelde ik de val met behulp van een combinatietang in de kruiwagen. Ik liep naar het kanaal. Daar liggen de professionele rattenkooien van het waterschap in de rietkraag. Het principe van die vallen is simpel: de ratten die erin zwemmen, verzuipen. Aan de overkant fietste een echtpaar voorbij. ‘Volg’ns mie hef den boer een dikke rotte te pakk’n’, ving ik op. De ogen van ‘den boer’ schoten heen en weer tussen de kooi en het donkere wateroppervlak.
Twijfelend over de van mij gevraagde boeren daadkracht liep ik terug naar huis. Eerst maar eens een bord Brinta.
brettcolumn@hotmail.com
Meer foto's
