jack steeghs waarom ik geen boer meer ben

Door boerenpastor (Sansalvatorgemeenschap ‘s-Hertogenbosch) Jack Steeghs.

Bedrijfsovername staat in mijn genen geschreven vanaf het moment dat ik word geboren (1964). Dertig jaar later neem ik het bedrijf van mijn ouders over. Na drie jaar zelfstandigheid stop ik. Ik reken het relatief voordelig overgenomen bedrijf af met mijn familie, verkoop het bedrijf aan een collega en ga studeren. Ik begin een nieuw leven. Waarom ben ik gestopt?

Boer worden
De periode van opgroeien tot en met de lagere landbouwschool verloopt in het vertrouwde spoor. Alles is gericht op het straks thuis komen. Dan begint het echte werk! Op de middelbare landbouwschool in Helmond ga ik langzamerhand meer nadenken over het pad dat voor me ligt. Vooral het opkomende mestoverschot, aan het begin van de jaren tachtig, zet me aan het denken. Ik wil verantwoord boeren en niet dumpen op maïsland – zoals sommige collega’s destijds doen. En ik wil al jong een goede gezondheid van de varkens en besluit intuïtief veel tijd te steken in het rondlopen in stallen. ‘Wat doe je toch?’ vragen mijn ouders en een enkele collega, als ze mijn tijdsinvestering vergelijken met het aantal varkens. Ik observeer veel gedrag van varkens. Ik haal de veearts erbij en maak regelmatig rondes met hem. Van het een komt het ander. De voer- en de klimaatinstallatie worden aangepast. Ook maak ik graag schema’s, selecteer en voer varkens per gewichtsgroep. Ik krijg handigheid in het gewicht schatten. Ik voel me helemaal in mijn element.

De vruchten van deze gerichte aandacht blijven niet lang uit. Het medicijngebruik gaat drastisch terug, groei en voederconversie verbeteren. Geweldig, wat een kick dat geeft! Ik krijg de smaak te pakken, maar kan dit niet echt delen met anderen. Hier speelt mijn eigen verlegenheid: ik ben enig kind en voel dat ik in een te kleine wereld leef. Bedrijfsvoering sturen op basis van technische resultaten doen op dat moment nog niet zoveel collega’s. Maar ook voel ik dat de ondersteunende organisaties rondom vee, voer, mest en belangenbehartiging niet echt een verlengstuk van mijn bedrijf zijn. Commercieel denken begint op te komen en krijgt ook sommige collega-boeren in de greep. Zo merk ik vooral bij het regelen van de mestafzet.

Knagende vragen
Ik krijg steeds meer het gevoel ‘dat iedereen zijn dingetje doet maar niemand voor het geheel verantwoordelijkheid wil dragen.’ In die periode ben ik als vleesvarkenshouder met een kleine akkerbouwtak een stukje in de keten: ik verzorg vleesvarkens en ben geheel afhankelijk van goed startmateriaal (gezonde biggen) én afhankelijk van een marktprijs op het moment dat de varkens slachtrijp zijn.

En als er op mijn bedrijf eens iets misgaat, die dingen gebeuren, zoals die keer met de voerinstallatie in hartje winter: een bevroren stukje leiding opsporen en (laten) repareren, varkens tijdelijk met de hand voeren. Werken op een manier waar het bedrijf op dat moment niet meer op is ingericht. Ja, dan is dat een hele dag tobben, maar ik heb het er graag voor over. Dat hoort erbij. De voortschrijdende automatisering zet me wel aan het denken. Als het misgaat groeit de stress. Vooral als je als boer de tijd die je door de automatisering wint, buitenshuis gaat werken of een andere tak erbij neemt. Ik wen er niet aan als de pieper gaat terwijl ik een tuinder vooruit help. Ik word niet zozeer boos maar wel verdrietig. Vooral op momenten dat de prijzen tegenvallen en ik de risico’s mag dragen terwijl het werk elke dag een beroep op me doet. Ook op zondag.

Studieclubs ontstaan en brengen goeds, maar ik voel de concurrentie overal. Waarom? En belangrijker: als boeren onderling hebben we het nooit over het steeds grotere pakket aan risico’s dat op ons bordje wordt geschoven. Welke stem heb ik nog als individuele boer? Ik voel in de reguliere landbouwbelangenbehartiging dat een soort van ‘cowboymentaliteit’ tot norm wordt verheven. Sommige collega’s kunnen met die rol goed uit de voeten. Dat is mooi. Maar ik kan dat niet. Ik vraag me in alle ernst af of er plaats is voor mij?

Bedrijfsovername, maar de knagende vragen blijven
De bedrijfsovername komt eraan. Het laatste traject en de overdracht zelf verlopen voorspoedig. Toch blijf ik twijfelen. Niet in het vak, wel in de manier waarop ik het vak mag uitoefenen. Hoe zal het over tien jaar gaan? De grootte van het bedrijf wordt voor mij steeds meer een vraagteken. Want ik weet drommels goed dat als de bedrijfsgrootte niet op orde is, investeringen niet zomaar gedaan kunnen worden. Inmiddels zijn er quota. Er ontstaat een levendige luchthandel. In het jaar nadat ik het bedrijf overneem mag ik enkele tonnen in guldens investeren om te mógen groeien. Die luchthandel vind ik ronduit bizar.

Ik vraag me af: ‘wat als de prijzen straks niet het langjarig gemiddelde halen? Wat als de groei die ik nodig heb om terugvallende inkomsten op te vangen niet lukt?’

Dit soort vragen voeden op dat moment mijn denken in de omgeving waar ik boer ben en waar ik me mee te verhouden heb: werkgroep behoud de Peel trekt ten strijde tegen elke uitbreiding in de buurt van de Grote Peel. En de dienstverleners die op mijn erf komen zeggen allemaal braaf in koor: ‘gewoon doorgaan jongen, het komt vast goed.’ Daar geloof ik helemaal niets van. Daarom sluit ik mijn carrière als boer af met het moeilijkste gesprek dat een enig kind met zijn ouders kan voeren.

Meer foto's

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.