Op het platteland dreigt leegstand. Het aantal melkkoeien moet terug. En de helft van de boeren van 55+ heeft geen opvolger. We verzamelen verhalen om daar een gevoel bij te krijgen. En laten Gerrit en Jenny Zielman aan het woord.
“Met de fokkerij ging het goed en na verloop van tijd kwamen er vele buitenlandse gasten via het varkenstamboek en grote exporteurs uit Holland en Zeeland om zeugjes te kopen. Sommigen kwamen regelmatig terug, zoals de Japanners. Ze brachten cadeautjes mee voor de kinderen, maakten foto’s van de kinderen en van het rietendak om in hun eigen land te laten zien. Eens kwam er een hele delegatie met een bus. Ook de minister van Landbouw was erbij. Maar… de Zandwijkallee was onbegaanbaar vanwege de modder en de heren moesten lopend met lange laarzen aan het laatste stukje afleggen. Dat was het visiteplaatje voor de wereldhandel…
Elke dag voor de koffietijd maakte ik de schuren netjes, de mest eruit, en het stof van de hokken af want de opfokstal (showroom) en het hele bedrijf moest er altijd goed uitzien om gasten te kunnen ontvangen uit binnen- en buitenland. Wat jammer dat we uit die tijd geen foto’s meer hebben. We vonden het toen heel normaal, maar achteraf toch wel bijzonder.
Ook kwamen er veel boeren hun beer of fokzeugjes bij ons kopen en veel dieren zijn verkocht via het varkenstamboek. Later werd het steeds meer vertrouwenswerk, boeren bestelden een beer, ik zocht een passende uit en bracht hen die op het bedrijf. Overal in het land werden onze zeugjes afgeleverd. Mooie uitjes voor ons gezin. De kinderen hielden me soms wakker achter het stuur en dan aten we wel eens een kroketje.
Soms kwamen er groepen buitenlanders onder het melken. Dan moest ik de melkmachine maar even uitzetten. Als ze weer weg waren molk ik verder, soms tot laat in de avond. Dat ging steeds meer wringen. Ik moest een keuze maken en in 1978 zijn de koeien weggegaan. Ik maakte die keus omdat we te weinig weiland hadden. De goede melkkoeien hebben we verkocht aan fokkers die zich verbeteren wilden. Via handelaar Gait Hollewand kochten we op de markt vleeskoeien terug. We kregen subsidie omdat we stopten met melken. Dat was nog voor de tijd van het melkquotum dat in 1984 kwam.
We dachten nu meer tijd te hebben en kochten twee rijpaarden om samen op zaterdagmiddag te gaan rijden. Dat was ook niet echt een succes want we moesten oppas hebben voor de kinderen als wij wilden rijden. Daarom zijn we ook met die paarden gaan fokken. Het paardrijden hebben we later aan de kinderen over gelaten.
We gingen met hen hele zaterdagen naar concours en elke week naar de ponyclub. Ik was geen vader die in de kantine te vinden was met een borreltje, maar stond er elke les bij om te helpen maar vooral zelf ook veel te leren. Ik had altijd al grote oren maar kreeg ook lange oren als er iets verteld werd over de paarden of over het rijden.
“Verschillende jaren heb ik in de aankoopcommissie gezeten van de KI in Heino. Zo kwam ik het hele land door op de bedrijven om de beste beren aan te schaffen, samen met inspecteur Kroese en een andere aankoopcommissielid. ’s Middags werd er heerlijk gegeten in een restaurant, ik had veel plezier in dit werk. Ik kende de lijnen tot in verre vorige geslachten en wist wat belangrijk was voor de fokkerij. Ik zag ook aan de dieren of ze voldeden aan de foktechnische eisen die er gesteld moesten worden. Ik zei altijd: ”fokken is denken in lijnen”.
Op de dagen dat ik weg was kwam er iemand van de bedrijfsverzorging enkele dagen in de week op de boerderij werken.
Ook was ik lid van de ledenraad. Op de ledenvergadering van het varkenstamboek, waar de directeur nieuwe theoretische ideeën lanceerde, was ik vaak de spreker namens de boeren omdat ik wist waarover ik het had. Hier werd ik landelijk om gewaardeerd. Want toen Gerlant later in Brabant bij de varkensboeren kwam, wisten ze van wie hij een zoon was. Allemaal nostalgie.
Meer foto's
