Vanaf de geboorte heb ik ze zien opgroeien. Iedere dag kwamen ze pal voor mijn raam aan wal om zich samen te wassen. Vader of moeder stond altijd op de uitkijk om eventuele mensen, honden of lastige vogels weg te jagen. Na ongeveer een kwartier gingen ze samen weer het water in, de wal bezaaid met losse donsveertje achterlatend.
De zeven zwanen waren onafscheidelijk. Iedere dag zwommen ze wel een paar keer langs en de vijf babyzwaantjes altijd netjes tussen pa en ma in. Ook toen de zwanen groter werden, en de jongen inmiddels even groot waren als de ouders, bleven ze in slagvolgorde door het water gaan. Tot op een dag ineens de twee zwarte zwanen ontbraken.
De eerste keer dacht ik nog aan iets onbenulligs. Misschien zijn ze verdwaald, of ze hebben geen zin om zich te wassen. Misschien hebben ze huisarrest of ze hebben zich gisteren voor twee dagen gewassen. Maar ook na dag twee, drie en vier nog altijd geen zwarte zwanen. Die ouders hebben dus gewoon hun eigen kindjes geloosd. Omdat ze zwart waren?
Sinds enkele dagen zie ik ook de drie witte jongen niet meer meekomen. De ouders zijn weer met zijn tweetjes. Maar waar ik ze eerder nog met enige bewondering bekeek, keur ik ze nu geen blik meer waardig. Ik denk alleen nog aan de twee zwarte zwaantjes. Sam en Arie. Helemaal alleen op de wereld. Verlaten door hun eigen familie. Sprookjes bestaan dus inderdaad niet.
Meer foto's
