Door Gerlant Zielman
“Ik kan geen zwaar werk meer doen. Moet op m’n tellen passen dan kan ik nog wel oud worden. Twee jaar geleden gestopt met werken, eigenlijk twee jaar te laat volgens de doktoren. Zij hadden mij al twee jaar daarvoor afgeschreven, honderd procent afgekeurd maar tussen mijn oren ging dat niet zo snel.
Het moest groeien, het besef dat het lichaam niet meer wil. Het besef dat je je lust en je leven anders moet gaan beleven. Alles verkocht, maar één ding onder een voorbehoud: mijn hooipers, je weet wel zo’n machine die om de vier, vijf meter een hooibaaltje naar buiten stouwt.
In mijn ogen, in mijn beleving is er geen mooier werk in de zomer dan dat. Het magische ritme van de pers, 90 omwentelingen per minuut en het snorren van de trekkermotor. Bij elke slag die hij maakt even een inhouden van die motor. Het even horen dat die trekker werken moet. Dat is een muziek waar ik als kind al bij dromen kon. Ik heb de afspraak gemaakt dat zolang ik nog kon en er werk voor was ik daar voor de hobby mee weg mocht, ik dat werk mocht doen.
Mijn zoontje ging vaak mee, hij wilde dan graag rijden. Ook hij heeft al last van die magische koorts wat zo moeilijk is te beschrijven. Ik deed dat met liefde, mijn plek afstaan en genieten van mijn kereltje dat de rondjes over het land reed. Het laatste jaar merkte ik dat ik dat steeds meer deed, hem laten rijden en zelf aan de kant onder een boom ging liggen genieten van het uitzicht en de zon. Onder de noemer dat het kereltje het zo leuk vond maar eigenlijk groeide het besef, ik kan ook dat niet meer, zolang op een trekker.
Elke keer een stukje inleveren van je krachten is best lastig. Zeker als je kop nog goed bij is, je geest nog lang geen 80 is. Elke keer je zelf moeten verdedigen tegen anderen die er wat van vinden dat ik dit of dat werk nog wel deed en dat dat volgens hen niet goed was, of weer anderen die daar over schimpten. ‘Die lul wil niet werken, die doet maar alsof. Want zie maar, als hij zin heeft dan zit hij weer op de trekker.’
Dat, heb ik geleerd, laat ik van mijn schouders glijden, veeg ik mijn kont aan af. Wat zij niet weten is dat ik dat ergens anders weer moet compenseren. Maar na een paar middagen hooipersen duurde dat compenseren steeds langer en had de rest van de familie te maken met twee weken een vermoeide chagrijnige vader.
Het hooipersen, dat is nu voorbij, ik heb aangegeven daar mee te stoppen. Maar dat betekent niet dat ik nu in eens een grijs muurbloempje ben. Er zullen volgend jaar vast andere dingen zijn waar ik van kan leren genieten.
Misschien word ik nog wel eens een echte zonneaanbidder en lig ik volgend jaar wel hele dagen te genieten in de zon? Of misschien ga ik wel een boek schrijven over hooien en dat dan in de zon?
De zomer voorbij, ik heb weer moeten inleveren, maar dat houdt niet in dat ik niet genoten heb of nooit weer op een trekker stap. Het wordt volgend jaar vast weer zomer!”
Meer foto's
