Raalte viert dit jaar 70 jaar bevrijding. De komende weken maken we aan de hand van foto’s en verhalen een reis op weg naar bevrijding. De verhalen en foto’s zijn afkomstig uit het boek ‘Raalte in Oorlogstijd’ van Richard Woolderink.
In deze aflevering: Duitsers gijzelden achttien Raaltenaren
Op donderdagavond 9 november 1944 werden achttien Raaltenaren door de Duitsers opgepakt en gegijzeld. De bezetters waren kwaad, want gemeentesecretaris Tielbeek was ondergedoken. En met hem alle mensen van de gemeentesecretarie. De gemeentesecretaris was door de Duitsers gedwongen om mannen vanaf 18 jaar op te roepen voor werkzaamheden voor de Todt. Tielbeek vroeg aan pastoor Ellenbroek en kapelaan Tillemans of hij dat wel kon doen. “Nee”, zeiden de twee geestelijken, waarop Tielbeek en de ambtenaren onderdoken.
Kapelaan Tillemans was in 1944 bij het gesprek tussen de gemeentesecretaris en pastoor Ellenbroek en was ook een van de gijzelaars. In 1982 vertelde hij wat zich indertijd allemaal afspeelde. “De gijzeling begon in feite op zondag 5 november 1944. Ik haalde de later mgr. Victor Tielbeek in. Gemeentesecretaris Tielbeek kwam in de pastorie, die op dat moment in de villa genaamd ‘Casa Blanca’, vlakbij het toenmalige ziekenhuis Angeli Custodes zat. Tielbeek vertelde pastoor Ellebroek en mij, dat de Duitsers hem opdracht gegeven hadden alle mannen tussen 18 en zoveel jaar op te roepen. Die moesten voor de Todt werken. Hij vroeg wat hij met die opdracht moest doen. We adviseerden hem geen vervolg aan dat bevel te geven, omdat dat collaboratie zou zijn”, vertelde kapelaan Tillemans.
“Nou, dan moeten we onderduiken”, antwoordde Tielbeek. “Nou dan moet je maar onderduiken”, zeiden wij. Dat gesprek had plaats op zondag, en de volgende ochtend, op maandag 6 november, was het hele huis van Tielbeek leeg. Hij woonde in de Kerkstraat. Maar ook alle andere mensen van het gemeentehuis waren verdwenen. Juffrouw Thoben bijvoorbeeld. En ook de wethouders. Wethouder Mollink was met zijn hele boerderij ondergedoken. Met al zijn vee. Alles weg. En de mof nijdig natuurlijk. Op donderdagavond kwamen ze al die mensen ophalen. Achttien in totaal. Waaronder ik”. A;dis de kapelaan. “We werden naar de keuken van de pastorie in de Kerkstraat gebracht. Toen ik binnen kwam ging er meteen een hoeraatje op. De al aanwezige mensen hadden geestelijke bijstand. Maar ja, toen zaten we daar met z’n achttienen. Tegen een uur of elf zijn we naar de school gebracht. Voordat dat gebeurde hebben we nog heel gemoedelijk zitten kaarten in de keuken van de pastorie. Tegen elf uur kwam er een Hauptmann binnen. “Ha, Sie sind am kart spielen!”, zie die. “U bent aan het kaarten!” vertaalde ik voor de anderen. De mof dacht dat we als bange muizen bij elkaar zouden zitten. En wij zaten te kaarten. Daar was hij stomverbaasd over. Even later werden wij naar de overkant gebracht. Die ruimte was gereed voor opvang van evacués. Die kwamen geregeld vanuit Arnhem, en dan vingen wij ze op in het St. Bernardusgebouw. Ze kregen te eten, en konden zo nodig in de school slapen. We probeerden de mensen zoveel mogelijk bij Raaltenaren onder te brengen. In het Bernadusgebouw had nog niemand geslapen. Maar goed ook, anders hadden ze onder de luizen gezeten”, vertelde kapelaan Tillemans, even afgedwaald van de gijzeling. “Dus in dat stro moesten wij slapen die nacht. Nou ja, de eerste nacht was niet leuk. Ik dacht bij mezelf, ik zal maar goed wat aanhouden, want we hadden maar één deken. Mijn schoenen had ik nog aan, maar toch verrekte ik van de kou. De volgende ochtend kwam de commandant van de Sicherheitsdienst met, vermoedelijk, de commandant van de Hollandse landwacht. Van hem moesten we in de rij gaan staan”, grinnikte pastoor Tillemans een beetje.
Meer foto's
