Etappe numero vijf gaat woensdag over dik 228 kilometer van Cagnes-Sur-Mer naar Marseille. “Jammer dat hij niet andersom gaat. Als ik de Tour reed zou ik namelijk sneller wegrijden van Marseille dan er naar toe. Misschien zou ik zelfs wel afstappen. Vieze stad, wat een stank,” moppert Onze Man. “In Marseille wil je dood nog niet gevonden worden.”
De vijfde etappe staat, ondanks een serie parmantige glooiingen te boek als ‘vlak’. Nou, over vlak weet Onze Man mee te praten. Hij fietst zijn meeste kilometers immers in Nederland. “Ik haat wind,” klaagt Onze Man verder. “Nooit eens lekker ferm in de rug. Altijd zwak van zij of recht van voren. Van mij mogen ze het afschaffen.”
We vragen Onze Man om uit te leggen waarom hij zo moppert. Verkeerde been uit bed? Slechte scores in het Tourspel? “Nee, niks. Laat maar,” bezingt hij negatief. Als we blijven aandringen gaat hij op de biechtstoel zitten: “Ik heb laatst een kort rondje gereden. Amper zestig kilometer. Draai ik mijn hand niet voor om. Ik reed vanaf de Lemelerberg via Heino naar Raalte en sloeg daar bij de rotonde af richting Wijhe. In die afslag haalde ik, op mijn racefiets, een man op een mountainbike in.”
Logisch dat je een man op een mountainbike inhaalt toch? Die man heeft dikkere banden, die moet twee keer zo hard trappen. “Ja dat is het juist,” biecht Onze Man op. “Ik had door dat hij mijn wiel wilde pakken, om lekker uit de wind te blijven. Dat wilde ik niet zomaar toestaan. Stiekem versnelde ik. Van 30 naar 32, naar 34, naar 36. Op een gegeven moment reed ik dik 40 met wind tegen. Wat denk je? Ik raakte die verrekte mountainbiker niet kwijt. Die eikel kwam zelfs naast me fietsen en vroeg, terwijl ik naar adem snakte, of hij even in mijn wiel mocht hangen. Hij moest naar Wijhe. Ik kon me natuurlijk niet laten kennen, dus ik zei ‘tuurlijk’. Zo nonchalant als ik kon, trapte ik gemiddeld 36 weg, tot vlakbij de Lierderholthuisweg de kramp erin schoot. Ik zei snel: ik moet hier rechtsaf, fijne rit verder!”
“Met amper 18 kilometer per uur en wind tegen, fietste ik volledig verkrampt naar huis. Anderhalf uur lang. Tijdens die terugrit en eigenlijk nog steeds, kon ik niet verkroppen dat die man op die brede banden mij, op mijn dunne wielerbandjes, me bij kon houden. Eigenlijk reed hij me er zelfs gewoon uit. Stomme mountainbikers. Ik heb de mijne op Marktplaats gezet. Tegen elk aanneemlijk bod. Ik hoef hem niet meer, kloteding.”