Zoonlief wakker geschud met de woorden: “Eruit! Aankleden, eten en weg. Ik heb me verslapen!” Snel wordt er brood gesmeerd voor onderweg en op de vuist. Thee naar binnen gegooid. Hup, koffer de auto in en met gierende banden naar school.
Terwijl we vanaf de parkeerplaats haastig naar school lopen, ziet het er allemaal wel erg rustig uit. Niemand op het schoolplein. Ze zijn toch niet zonder hem vertrokken? “Misschien moeten we aan de andere kant van de school zijn”, opper ik. Volgens mij was het verzamelen om kwart over acht, mam”, meldt hij. “Nee, ik weet het zeker”, zeg ik hem, “het was kwart voor acht, volgens het briefje.” Met de trolley achter mij aan hobbelend, lopen we door het natte gras. De koffer op wieltjes laat een spoor achter in het natte gras. Klompkleppers raken doorweekt. Mijn zoon moppert; straks zijn al zijn spullen nat. Aan de andere kant van het gebouw gekomen is het net zo rustig.
Gelukkig is de school wel open en loop ik naar binnen. Daar tref ik een verbaasde juf. “Jullie zijn op tijd”, reageert ze. Op tijd? Niks, we hebben ons verslapen! Lachend vertelt ze dat de kinderen pas tegen kwart over worden verwacht in de klas. “Zei ik het niet, mam!?”, zegt mijn zoon boos. Mama voelt zich een beetje dom. Ik besluit om maar weer naar de auto op de parkeerplaats te gaan. Ditmaal lopen we om via de stoep, daar hebben we ruim de tijd voor.
Langzamerhand druppelt de parkeerplaats vol met kinderen, ouders en koffers. De bus staat gereed. Koffers worden ingeladen. Mijn zoon wil instappen maar kijkt nog even twijfelend naar mij. “Je vergeet toch niet mij weer op te halen?” Ik schud van nee en zwaai hem uit.
Ik stap weer in mijn auto. Poeh! Dat was een hectisch begin van de week. Maar de dag is nog niet voorbij, ik moet nu nog haastig op zoek naar het briefje waarin staat hoe laat hij weer terug komt over drie dagen. Of waren dat er nu vier?