Jacqueline Cramer, minister van VROM, ziet geen reden de komst van proefvelden met genetisch gemanipuleerde gewassen zorgwekkend tegemoet te zien. Dat wordt duidelijk uit haar schriftelijke antwoorden op kamervragen die SP-kamerlid Van Velzen op 5 maart aan haar had gesteld over vergunningen voor proefvelden met gentech maïs. Die vragen beantwoordde Cramer mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Gerda Verburg.
“In de milieurisicoanalyse die ten grondslag ligt aan de ontwerpbeschikking is geconcludeerd dat de risico’s voor mens en milieu van de veldproef verwaarloosbaar klein zijn”, zo stelt de minister. “Eventuele kruisbestuiving of vermenging wordt gezien als een economisch belang en staat los van eventuele milieuschade. Eventuele economische belangen vallen buiten de reikwijdte van het besluit ggo en kunnen daarom niet worden meegewogen in de besluitvorming.”
Ook de isolatieafstand van 250 meter ten opzichte andere percelen acht de minister niet te klein. “Bij dergelijke afstanden zijn uitkruisingspercentages minder dan 0,1 procent. De kans dat hierdoor economische schade plaatsvindt aan maïs op percelen van biologische boeren is daarom heel klein. Ik deel uw mening niet dat die afstand onvoldoende is”, richt Cramer zich tot Van Velzen. “Uit diverse onderzoeken uitgevoerd in Nederland en in andere EU-lidstaten blijkt dat de afstand van 250 meter ruim voldoet om uitkruising tot een minimum te beperken.”
Naast nog een flink aantal andere argumenten voert Cramer aan dat het een wel heel complexe afstemming van lokale overheden zou vergen, wanneer zij zelf een verbod op proefvelden opleggen. “Ik ben dan ook geen directe voorstander van het instellen van ggo-vrije zones door de (lokale) overheid. De Europese Commissie zegt ook dat het vanwege de keuzevrijheid van de telers verboden is om ggo-vrije regio’s in te stellen.”